Kunta Kinteh Island, zes keer zo klein als het ooit was
Het is bijna een jaar geleden dat ik vijf dagen in Gambia mocht rondkijken. Een van de bezienswaardigheden die veel indruk op me gemaakt heeft is Kunta Kinteh Island, beter bekend als James Island. Dit eiland is inmiddels werelderfgoed van Unesco en dat is mooi, maar de reden waarom dit zo is, is niet zo fraai. Het eiland is in de vijftiende eeuw niet alleen gebruikt voor handel, maar ook om slaven uit Afrika te verzamelen. De slaven bleven ongeveer veertien dagen op het eiland voordat ze verscheept werden. De sterke mannen werden opgesloten in kelders en uitgehongerd totdat ze zwak waren. Zo werd voorkomen dat sterke mannen in opstand kwamen tijdens de reis naar Amerika. De ernst waarmee onze gids het verhaal verteld laat zien dat deze periode nog altijd niet vergeten is in Afrika. ‘Het verhaal moet verteld blijven worden’, verteld hij. ‘We mogen dit nooit, nooit vergeten’. Men is blij dat wij als toerist deze plek bezoeken en het verhaal over de slavernij door willen vertellen aan iedereen die het horen wil.
Hoe kom je op Kunta Kinteh Island?
Kunta Kinteh Island is door erosie inmiddels zes keer kleiner dan dat het was. Het eiland ligt midden in de rivier Gambia en deze rivier staat in open verbinding met de Atlantische Oceaan. Om er te komen ben je een tijdje onderweg. De meeste toeristen verblijven, net als wij, in de buurt van de hoofdstad Banjul. De meest bekende toeristenplekken zijn Serekunda, Kotu, Kololi en Bakau. Wij reserveerden deze trip, net als de Gambia Bird Watch tour, bij Gids Bubba Colley – Facebook – tel: 00220 9919362 of Whatsapp: 00220 7040559. Buba is een zeer betrouwbare en vrolijke gids. Hij staat netjes op de afgesproken tijd op je te wachten en doet wat hij beloofd. Onderweg verteld hij over zijn leven, zijn gezin en alles wat je maar weten wilt over Gambia. Ondertussen maakt hij grapjes en spreekt hij een beetje Nederlands.
Buba heeft ons bij het hotel in Bakau opgehaald met zijn busje. Een busje dat oorspronkelijk uit Europa komt, daar is afgekeurd en vervolgens is verscheept naar Gambia. Hij heeft er een redelijke prijs voor betaald en kan er nog jaren mee vooruit. Samen rijden we naar de hoofdstad Banjul. Op ons verzoek helpt Buba ons met het wisselen van lokale valuta. Doordat hij voor ons onderhandelt krijgen we een goede prijs voor onze Euro’s. Daarna rijden we naar de haven waarvandaan de veerboot naar Barra vertrekt. Zijn busje gaat niet mee op de boot. De overtocht met een auto is duur en bovendien is de wachttijd dan veel te lang. Wij lopen met z’n drieën naar de veerboot en we kunnen meteen opstappen.
De Veerboot is een afgedankte veerboot uit Nederland. Alles is roestig en kapot, maar de boot kan nog jaren mee. Het is er vol en warm. Er zijn meerdere mannen nodig om de auto’s op de juiste manier op de boot te parkeren. Het gaat op de echte Afrikaanse manier. De een zegt naar links, de ander zegt naar rechts en de volgende begint te schreeuwen dat het niet goed is. Verwarring en chaos. Ondertussen lopen de mensen tussen de auto’s door. Verkoopsters met grote manden op hun hoofd struinen de hele boot af, op zoek naar klanten. Bananen, vis, brood. Alles kun je er kopen. Als de boot eindelijk geladen is, varen we rustig naar de overkant van de rivier Gambia.
Dwars door Gambia in een oude Landrover
In Barra staan een tweede gids op ons te wachten in een oude Landrover. Alles aan de auto is kapot, maar rijden lukt nog wel. Als Buba heeft afgerekend kunnen we op weg. De zoon van de chauffeur, een jongen van een jaar of zestien, gaat mee. Net voordat we weg rijden springt er nog iemand in de auto. Hij neemt plaats naast de chauffeur. Wij zitten inmiddels met vier mensen achterin. Na een paar kilometer stopt de auto en stapt de passagier op de voorstoel uit. Ik bekijk alles met verbazing. Zo gaat dat blijkbaar hier.
We rijden een paar uur over rood zand. Een echte weg is hier niet. Onderweg rennen er steeds kinderen achter de auto aan roepend om snoep en een bal. Zelfs de kleinste kinderen rennen mee. Ik kan me als moeder niet voorstellen dat je zulke kleine kinderen op de weg laat lopen, maar hier is het heel normaal.
Het verhaal van de slavernij
Als we bij het dorp Juffere aankomen staat er nog een gids klaar. Hij is door de overheid opgeleid om het verhaal van Kunta Kinteh Island te vertellen en het is verplicht om deze lokale gids in te huren. Voordat we naar het eiland gaan bestellen we eerst een lunch in het plaatselijke restaurant. Als we straks terugkomen staat de lunch voor ons klaar.
De gids wijst ons op het monument “never again!” en vertelt ons waarom er soldaten bij dit monument staan. Zij zijn er om de toeristen te beschermen. Niet dat ik me onveilig voel, maar een prettig idee is het wel. Ik moet en zal een foto maken van het monument, eerder gaan we niet naar de boot.
We varen met een lange boot, een Perro, over de rivier Gambia naar het eiland. Het water is kalm en we hebben een flinke snelheid. Aan boord zijn wij, samen met 2 andere toeristen, de schipper, zijn hulp en vier gidsen, waaronder onze gids Buba.
Op het eiland wordt ons het verhaal over de slavernij verteld door weer een andere gids, die al op het eiland was. Op deze manier hebben vele mensen werk. Het verhaal is duidelijk en afschuwelijk. Wat een hoop ellende is er in die tijd geweest. Het is goed dat ze het verhaal blijven vertellen en zeggen: never again.
Als we terug zijn in Juffere is onze lunch klaar en worden we getrakteerd op live muziek. Dat is best grappig want de ene muzikant probeert de andere af te troeven en zo wordt het een beetje chaos. We bekijken het museum over de slavernij en ik verbaas me over de vele koeien die op het strand lopen.
Daarna rijden we de lange tocht weer terug en varen over naar Banjul. De chaos is niet minder dan op de heenweg, maar dat is niet erg. Het was een hele mooie dagtocht met een uitstekende gids.
Gids Bubba Colley – Facebook – tel: 00220 9919362 of Whatsapp: 00220 7040559
Leuke site. Geeft goed weer wat Gambia te bieden heeft.
Dankjewel Willem. Gambia is prachtig. We gaan zeker nog eens terug.
Groetjes
Digna